Oorzaken - Broeikaseffect

Werking broeikaseffecht

 

De temperaturen op aarde worden op de langer termijn binnen grenzen constant gehouden door natuurlijke processen. Deze processen zelf zijn niet constant. De belangrijkste processen zijn:

-        

 

 

-     de binnenkomende straling van de zon

-         de terugkaatsing van een deel van deze straling door het wisselende wolkendek

-         de uitgaande straling vanaf het aardoppervlak

-         het broeikaseffect, voornamelijk veroorzaakt door waterdamp

-         de verdamping en condensatie van het water en de uitgaande straling vanuit de wolken naar de ruimte.

 Het broeikaseffect is een natuurlijk proces. Het zorgt ervoor dat de aarde niet te veel afkoelt of opwarmt. Zonder natuurlijk broeikaseffect zou het op aarde gemiddeld 18 graden onder nul zijn. De gemiddelde temperatuur van de aarde ligt zo rond de 15 graden boven nul. Door dit broeikaseffect wordt de warmte op aarde vastgehouden. In de atmosfeer zweven allerlei broeikasgassen rond. Deze gassen laten de zonnestraling door, maar kaatsen de warmtestraling van de aarde wel weer terug. Dit heeft de zelfde werking als een broeikas.

 Er ontstaat een probleem als dit natuurlijk evenwicht wordt verstoord. Dit ontstaat als er teveel broeikasgassen in de lucht zitten, waardoor er meer warmte wordt vast gehouden, waardoor de temperatuur op de aarde stijgt. Dit wordt ook wel het versterkte broeikaseffect genoemd. Dit wordt voor een groot deel door de mens veroorzaakt. Sinds het begin van de industriële revolutie wordt er steeds meer koolstofdioxide geproduceerd. Koolstofdioxide is een broeikas gas. Hoe meer er koolstofdioxide wordt geproduceerd doormiddel van verbranding van fossiel brandstoffen, hoe meer warmte er wordt vastgehouden

 Om meer zekerheid te krijgen over het broeikaseffect, richtte de Verenigde Naties en de Wereld Meteorologische Organisatie in 1988 het Intergovernmental Panal on Climate Change (IPCC) op. In december 1995 werd door het IPCC wetenschappelijk aangetoond dat het klimaat is veranderd als gevolg van het versterkte broeikaseffect. Het meest voorkomende broeikasgas dat bijdraagt aan het versterkte broeikaseffect is koolstofdioxide. Ongeveer 25% van de alle broeikasgassen bestaat uit koolstofdioxide. Aan de andere kant zijn Cfk’s ook heel belangrijke broeikasgassen. Ongeveer 7% van alle broeikasgassen bestaat uit Cfk’s. Dat is minder dan de hoeveelheid koolstofdioxide in de lucht, maar 1 CFK-molekuul neemt duizenden malen zoveel warmtestraling op als een koolstofdioxidemolecuul. Je kunt dus koolstofdioxide het belangrijkste broeikasgas noemen dat bijdraagt aan het versterkte broeikaseffect, omdat het grootste deel van die broeikasgassen uit koolstofdioxide bestaat. Je kunt ook zeggen dat Cfk’s de belangrijkste, onnatuurlijke broeikasgassen zijn, omdat CFK-molekulen veel meer warmte vasthouden dan koolstofdioxidemoleculen.

In 2000 was de totale uitstoot van broeikasgassen in Nederland 3 % hoger dan in 1990. Dit wordt een half procent minder na een temperatuur correctie. Deze stijging van 3% in plaats van 6%, wat de geleerden eerste dachten,  is het gevolg van een verbeterde monitoring van de emissies in het basisjaar 1990 en in de laatste jaren. Dit blijkt uit de jaarlijkse rapportage van Nederland voor het Klimaatverdrag van de VN opgesteld door het RIVM in opdracht van het Ministerie van VROM. Het blijkt dus dat de maatregelen die nederland neemt tegen het broeikaseffect helpen bij het verminderen van de stijging van broeikasgassen.