Klimaatverandering - Gevolgen

- Gezondheid

- Gevolgen Nederland

- Gevolgen landschap

- Gevolgen voor dier en plant

Gezondheid

 

wpeBC.jpg (91422 bytes)

 

Bij hele extremen temperaturen voelen wij ons niet lekker en ook onze gezondheid leidt hier onder. Zodra onze lichaamstemperatuur teveel naar boven of beneden afwijkt komen er pijnlijke gevolgen om de hoek kijken; onderkoeling en bevriezing als we te koud worden of  juist oververhitting als we het te warm krijgen

In gebieden met een grillig temperatuurverloop stijgt het sterftecijfer in de winter ten gevolge van stoornissen in de bloedsomloop en de ademhaling en door infectieziekten. Koud weer verhoogt de bloeddruk en laat het hart harder werken. Mensen met stoornissen in de bloedsomloop lopen hierdoor een groter risico en dienen zware inspanningen te vermijden. Een lage lichaamstemperatuur ondermijnt ook de weerstand tegen infecties zoals een verkoudheid of griep. Infectieziekten verspreiden zich 's winters ook gemakkelijker omdat men zich binnenshuis ophoudt. Door de lage luchtvochtigheid tijdens de winter droogt de huid uit en worden huidinfecties veroorzaakt. Koude belemmert een gezonde doorbloeding van het lichaam met blaarvorming als gevolg. In een heet klimaat ontwikkelen zich bacteriën zich razendsnel. In de zomer eisen voedselvergiftiging en primitieve hygiëne een hoge tol aan mensenlevens. Hittegolven eisen nog altijd veel levens in derdewereldlanden.

Een 'malariaklimaat' vinden we in de tropen en in de subtropen. Het regenseizoen gaat gepaard met veel neerslag en hoge temperaturen. Malaria is één van de meest gevreesde ziekten en wordt verspreid door muggen. Een warm klimaat leidt ook tot hooikoorts en astma-aanvallen, aangezien stuifmeel en andere allergenen door opstijgende luchtstromingen over grote afstanden worden meegevoerd.

Infecties van de luchtwegen en spierpijnen schijnen de kop op te steken bij plotselinge veranderingen in temperatuur en vochtigheid, vooral bij lagere temperaturen. Hartaanvallen, bloedingen en hoofdpijn worden vaak ook toegeschreven aan een plotselinge omslag van het weer. Heel wat mensen beweren dat zij pijn in hun botten voelen als het weer verandert. Studies tonen aan dat er een verband bestaat tussen pijnklachten bij jicht en na een amputatie enerzijds en de snelle daling van de luchtdruk of toegenomen vochtigheid anderzijds.
Chronische pijn na amputatie kan een gevolg zijn van afwisselend uitzetten en samentrekken van littekenweefsel in reactie op een weeromslag waar het gezonde weefsel niet op reageert. In het geval van jicht speelt een wijziging in de luchtdruk van de atmosfeer mogelijk een rol omdat dan ook de druk van lichaamsvocht verandert.

Onze gemoedstoestand wordt zeker beïnvloed door het weer, van onschuldige voorjaarsmoeheid tot zelfmoordneigingen. Iedere mens zal echter op verschillende wijze reageren. Misdragingen van kinderen worden regelmatig aan de harde wind of onweer toegeschreven. Het komt ook voor dat bepaalde winden de mens zomaar van slag raakt. De Föhn en de hete vochtige sirocco die in Italië voorkomt, hebben zelfs geleid tot mildere straffen in een aantal rechtszaken. Hittegolven lijken geweld uit te lokken. In New York steeg bijvoorbeeld het aantal moorden gedurende de hittegolf van 1988 met 75% en het aantal misdrijven met geweld binnenshuis neemt in perioden met hitte toe. Maar dit verband kan wellicht een indirecte oorzaak hebben. Tijdens de hittegolven neemt de alkoholconsumptie meestal toe en dat leidt waarschijnlijk tot meer geweld.

In Noord-Amerika zegt men dat tijdens een grote sneeuwval het verblijf binnenshuis gedurende een lange periode "kooikoorts" tot gevolg heeft. In deze toestand raakt men snel geïrriteerd en wordt men depressief en onrustig. In recent onderzoek naar seizoensgebonden gedragsstoornissen zoals lusteloosheid en depressie wordt een verband gelegd met het gebrek aan zonlicht in de winter. Met een dagelijkse kortdurende behandeling van patiënten in helder verlichte ruimten is enig resultaat geboekt. Het is wel degelijk een feit dat het weer een grote invloed heeft op ons welzijn en dat extreme weersomstandigheden levensbedreigend zijn.

Gevolgen van klimaatverandering op nationaal niveau: Nederland

Water heeft Nederland gevormd tot wat Nederland nu is; de rivieren en de zee voerden voortdurend zand en slib aan en samen met veenvorming brachten zij ons land omhoog. De Nederlanders hebben het functioneren van de waterhuis houding van de Rijndelta mede beïnvloed door: inpoldering, drooglegging van venen en afdamming van ijsselmeer en delen van Zeeland. Klimaatverandering en bodemdaling zorgen ervoor dat de Nederlandse waterhuishouding kwetsbaarder wordt op zowel ecologisch en economisch gebied. Hierbij gaat het om de veiligheid, zoetwatervoorziening, maatschappelijk welzijn en het behoud van de biodiversiteit. De aanpassingen die moeten worden genomen voor de klimaatverandering kunnen  zowel nieuwe kansen als kwetsbaarheden met zich meebrengen voor diverse sectoren.

Als gevolg van klimaatverandering zullen extreme afvoeren nodig zijn. De stroming van de rivieren worden hoger. Dit is slecht voor het ecosysteem van de rivieren. De zeespiegelstijging zal zowel het water en zoutbeweging van het riviergebied waarschijnlijk beinvloeden, waardoor de getijdengebieden stroomopwaarts verschuiven.

Hierboven is een model gecreëerd die de verwachtingen van de toekomstige zeespiegelstijging weergeven.

De zeespiegelstijging en mogelijke veranderingen van het windklimaat veroorzaken veranderingen in de stromingspatronen van de zee, waardoor er erosieprocessen zich zullen plaats vinden langs de kust. De Wadden, Noordzee  en de Zeeuwse kust krijgen te maken met zeer hoge waterstanden, waardoor de veiligheid van de kustzone en Laag-Nederland in gevaar komen. De Waddenzee zal korter droogvallen of helemaal onder water komen te staan. Dit alles kan gevolgen hebben voor het ecosysteem; kustvegetatie, vogels en zeehonden zouden kunnen verdwijnen.

De klimaatverandering heeft als gevolg dat het neerslagpatroon veranderd, temperaturen stijgen in combinatie met bodemdaling en zeespiegelstijging heeft dit aanzienlijke effecten voor de regionale waterhuishouding van Nederland. De totale netto neerslag zal toenemen, er zullen dus maatregelen moeten worden genomen om de neerslag beter te kunnen afvoeren en we zullen onze dijken moeten verhogen. Om de zeespiegelstijging, de toenemende neerslag  en bodemdaling te kunnen overbruggen

Gevolgen voor Landschap

 IJskappen

Volgens berichten van het Amerikaanse ruimte-onderzoeksinstituut NASA (Goddard Space Flight Center) is de ijskap in sommige delen van Groenland tussen de jaren 1993 en 1998 met een meter per jaar afgenomen. Vooral in de buurt van de kust en in het lager gelegen zuidelijke deel van Groenland is het ijs de afgelopen vijf jaar sterk gesmolten. Er zijn zelfs gebieden aan de oostkust van Zuid-Groenland waar het ijs in vijf jaar meer dan tien meter is geslonken. In de hogere gebieden groeide de ijsmassa, plaatselijk 15 tot 25 cm per jaar.

IJs is van belang voor het klimaat: wit ijs weerkaatst zonlicht dat de aarde anders zou verwarmen. Bovendien is met het aangroeien en afsmelten warmte gemoeid. We kennen zee-ijs in de zeegebieden rond de Noordpool en Antarctica en landijs op continenten. Bij landijs moeten we denken aan gletsjers, ijs in de bergen en uitgestrekte ijsgebieden, ijskappen genaamd. Gletsjers zijn er op de hele aarde, ijskappen vooral op Antarctica en Groenland. In een warmer klimaat, bijvoorbeeld door het grotere broeikaseffect, krijgt het ijs op de meeste plaatsen een warmere omgeving.

Zee-ijs zal dan langs de randen eerder in het voorjaar afsmelten. Bovendien zal de jaarlijkse aangroei (zee-ijs groeit iedere winter aan) langer op zich laten wachten en minder omvangrijk zijn . Zo ontstaat een dunnere en minder uitgestrekte ijslaag. Op de zeespiegel heeft dat geen invloed omdat zee-ijs op het water drijft en net zoveel zeewater verplaatst als het zelf weegt. Voor het plaatselijke klimaat is minder ijs wel van belang: minder ijs weerkaatst minder zonlicht, waardoor het meer opwarmt. Onderzoekers verwachten daarom dat de opwarming door het broeikaseffect op hogere breedtes op aarde het grootst is.

Ook gletsjers zullen in een warmer klimaat smelten. Ze bevinden zich meestal voor een deel in gebieden waar het jaarlijks een tijd dooit. Dat geldt vooral voor ijstongen die ver in de dalen reiken. Waarnemingen laten zien dat in de afgelopen decennia gletsjers over de hele wereld zich hebben teruggetrokken. Ze hebben daarmee naar schatting 2 tot 5 centimeter

bijgedragen aan de zeespiegelstijging.

 Minder duidelijk zijn de gevolgen van een warmer klimaat voor de ijskappen op Groenland en Antarctica. Het ontbreekt aan lange meetreeksen. Grote ijskappen reageren ook uiterst traag op klimaatveranderingen. Afbrokkeling van het ijs nu, kan voor een deel nog het gevolg zijn van een warmere periode in een ver verleden. De ijskappen bergen dus nogal wat onzekerheden in zich, ongeacht of het klimaat verandert of niet. Toch weten we wel wat. In het ijskoude klimaat op Antarctica zal een enkel graadje warmer niet meteen tot een grootschalige afsmelting leiden, mogelijk verdwijnt er wel een beetje ijs aan de randen.

Koude lucht kan weinig vocht bevatten, waardoor het op Antarctica weinig sneeuwt. Wordt de lucht warmer dan gaat het meer sneeuwen, zodat het ijs juist aangroeit. Daardoor zou de zeespiegelstijging iets minder groot kunnen zijn. Op Groenland, waar het niet zo koud is, zal het ijs in een warmer klimaat wel meer smelten en de zeespiegelstijging versterken. De beide grote ijskappen reageren bij een opwarming dus tegengesteld maar dragen waarschijnlijk samen uiteindelijk weinig bij aan een verandering van de zeespiegel.

Verschillende meningen over de toekomstige trend smelten van IJskappen

De ijskappen en het zee-ijs worden voortdurend in de gaten gehouden van DMSP-satellieten. Dit zijn meteorologische satellieten van het Pentagon. Deze satellieten gingen in gebruik in 1987. Een Noorse onderzoeker Ola M. Johannessen stelde vast dat het zeeijs zich in  zeven jaar (1987-1994) versneld terugtrok. In verhouding neemt het zeeijs  met deze meting 4,4 procent per decennium (10 jaar) af.

 

In 1999 kwam Johannessen met een nieuwe interpretatie over deze oude satellietgegevens. Johannessen vroeg zich af of er ook veranderingen optraden in de samenstelling van het zeeijs. Hij ging kijken of het aandeel meerjarig ijs sneller of minder snel afnam dan het aandeel eerstejaars ijs.

Meerjarig ijs ------>  ijs dat de zomer periode overleefd

Eerste jaars ijs ----> ijs wat ontstaan in winter periode en weer smelt in zomer periode

Het meerjarige zeeijs is gemiddeld wel drie keer zo dik als eerstejaars zeeijs en is vooral in de wintermaanden in de microgolf-waarnemingen goed te onderscheiden van het dunnere ijs. Johannessen gaf de conclusie aan de hand van de waarnemingen dat het meerjarig ijs zeer snel in omvang afnam, tussen 1978 en 1998 met 7 procent per decennium. In 2002 werd deze conclusie nog wat aangescherpt door Nasa-onderzoekster Josefino Comiso die dezelfde satellietgegevens gebruikte. Zij beschouwde het zeeijs dat rond 15 september nog aanwezig was als meerjarig zeeijs en ontdekte een teruggang van maar liefst 8,9 procent per decennium. Ze trok de conclusie dat al het meerjarig ijs nog deze eeuw zou verdwijnen, maar Johannessen had benadrukt dat een waarnemingsperiode van 2 decennium te kort was voor het trekken van conclusies.

Tegelijkertijd waren Britse onderzoekers bezig om wat meer te weten te komen over de trends in de dikte van het zeeijs rond de Noordpool. Ze realiseerden zich dat het zeeijs hoger boven het water uitsteekt dan dun zeeijs en dat tegenwoordig vanuit satellieten minieme hoogteverschillen zijn te bepalen. Volgens deze onderzoekers is het te vroeg om te spreken over een trend. De enige echte conclusie die  voorlopig kan worden getrokken is blijkbaar: er moet nog erg veel en over veel langere periodes onderzocht worden voor er iets met zekerheid te zeggen valt over de omvang van het poolijs.

Greenpeace heeft op basis van waarnemingen van smeltende ijskappen hun conclusie al getrokken. Wetenschappers van de Verenigde Naties ondersteunen Greenpeace gedachtes volgens hun moet de CO2-uitstoot zoals die vandaag de dag gebeurt, in 2050 met 80 procent verminderd zijn. Zo niet, dan zal de klimaatverandering gevaarlijke vormen aan nemen, waardoor de reeds waarneembare gevolgen in veel heftiger mate zullen voorkomen.

Gevolgen voor dier en plant

 

Biologen schatten dat door het opwarmen van de aarde over vijftig jaar tot een kwart van alle plant- en diersoorten op het land zullen uitsterven. Deze voorspellingen zijn gebaseerd op een steekproef genomen onder iets meer dan 1000 soorten, verspreid over de hele wereld. Computerberekeningen op basis van klimaatvoorspelling van het Intergovemmental Panel on Climate Change laten zien dat 15 tot 37 procent van de onderzochte soorten in 2050 verdwenen zal zijn. Als de berekening van de onderzoekers gelden voor de gehele aarde, dan zullen er meer dan een miljoen soorten met uitsterven bedreigd worden. Het gaat daarbij vooral om de soorten die toch al kwetsbaar zijn. Waardoor ze door de klimaatsveranderingen over de rand geduwd worden.

De grootste soorten die volgens deze berekening op uitsterven staan zijn onder meer de Boyd’s bosdraak (Australische hagedissensoor), de harlekijnkikker uit Costa Rica en de muskaatnotenboom uit Brazilië en de Zuid-Afrikaanse tolbosplant Leucadendron touwrivierenses. Volgens de onderzoekers zullen in europ vooral de vogelsoorten het loodje leggen onder het slechtste scenario en nog z’on 17 procent van het totaal aan planten soorten in Europa.

De biodiversiteit zal ook een flinke klap krijgen, desalniettemin zal de aarde er niet uitgaan zien als een kale uitgestorven planeet. De sterke flexibele soorten zoals de brandnetels en de mieren zullen wel overleven en de plaats innemen van de verdwenen soorten.

 De onderzoekers kunnen natuurlijk niet met zekerheid voorspellen of bepaalde soorten planten en dieren zullen uitsterven. Maar het is wel duidelijk dat bepaalde soorten het wel moeilijk zullen krijgen door het opwarmen van de aarde. De aanpassingsmogelijkheden van de bedreigde soorten is niet in berekend bij de voorspelling, dit kan het effect verminderen.

De klimaten  die al eerder beschreven zijn in mijn werkstuk, zullen schuiven naar de polen toe. De planten en de dieren zijn hierdoor gedwongen mee te verhuizen. De planten en die dieren die zich niet snel genoeg kunnen verplaatsen, zullen ook ten onder gaan. De heer Bakkenes onderzocht de verwachte verschuivingen in landplanten in Europa. Volgens hem zal de uitsterfgolf als gevolg van het warmere klimaat in Europa vooral toeslaan in de mediterrane landen zoals: Spanje, Portugal en Italië. In gebieden met een gematigd klimaat zoals Nederland zullen de gevolgen niet zo drastisch zijn. Wel zullen er meer zuidelijke soorten naar Nederland toekomen. Een voorbeeld is de tijgerspin die zich in Nederland onlangs vestigde. Er zullen zich in Nederland per saldo meer soorten krijgen als gevolg van de klimaatverandering.

De huidige studie heeft zich alleen gericht op dieren en planten die op het land leven. Driekwart van het aardoppervlak is echter geen land maar zee. Van de biodiverstiteit in zee is relatief nog maar weinig bekend. Toch kan Bakkenes zich ook voorstellen dat de opwarming van het klimaat hier ook effecten zal hebben. Of er ook soorten zullen uitsterven, kan hij niet zeggen. Maar het is bijvoorbeeld wel bekend dat op bepaalde plaatsen koraalriffen zijn doodgegaan als gevolg van een stijging van de zeewatertemperatuur. Op dit moment worden volgens natuurbeschermers minstens 12.000 daarvan met uitsterven bedreigd. Als de voorspellingen kloppen, zal het klimaat een bedreiging worden voor de biodiversiteit.