zonnevlekken(vlekken).jpg (31584 bytes)

 

 

 

 

Oorzaken - Zonnevlekken

De zon is door de eeuwen heen bestudeerd en ook in de tijd van de uitvinding van de telescoop in 1610, werden er donkere vlekken op de zon gezien. Deze donkere vlekken zijn niet te zien met het blote oog. Deze konden nu door de uitvinding van de telescoop beter onderzocht worden. In de periode van 1645-1715 zijn er nauwelijks zonnevlekken gezien.

In dit figuur is een duidelijk verloop te zien van de zonnevlekken. Het uit zich in een soort cyclus van 11 jaar.   De gemiddelde periode van z’on cyclus van 11,04 jaar. De periode varieert van 8,0 tot 17,1 jaar.

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

De sterkte van de zon varieert in deze cyclus van 11 jaar met z’on 0.1%. Het klimaatsysteem is niet zo gevoelig voor z’on verandering. De aard van de "donkere vlekken" op het oppervlak van de zon is lang een mysterie geweest. Sommige waarnemers dachten dat het planeten waren die voor de zon langs bewogen, anderen dachten aan rookwolken. Tegenwoordig weet men dat zonnevlekken donkerder zijn dan hun omgeving omdat ze koeler zijn: het normale oppervlak van de zon heeft een temperatuur van ongeveer 5800 Kelvin (K), terwijl zonnevlekken "slechts" 4000 K zijn. Deze afkoeling wordt waarschijnlijk veroorzaakt doordat de sterke magneetvelden in de zonnevlekken het warmte transport naar het oppervlakte van de zon belemmerd.

 

De zonnevlekken verschijnen aan het oppervlak, de zonnevlekken blijven niet langer dan een paar dagen tot een paar weken.  Zonnevlekken komen vaak in groepen voor. Honderdvijftig jaar geleden werd door een Duitse apotheker ontdekt dat in hun voorkomen een cyclus van elf jaar is te herkennen. In feite vertoont de zonne-activiteit deze cyclus. Aangenomen wordt dat het magnetisme van de zon aan deze elfjarige cyclus ten grondslag ligt. Verhoogde zonne-sterkte uit zich in een zonnevlekkenmaximum en heftige verschijnselen, zoals zonnevlammen. Tijdens een maximum van de zonne sterkte wordt regelmatig een stortvloed van elektrisch geladen zonnedeeltjes ingevangen door de aardse magnetosfeer. Hierbij kan het spectaculaire, atmosferische, verschijnsel noorderlicht optreden. Door deze zonnevlekken kunnen ook communicatie en navigatiesystemen in de war raken.

 

Na het maximum in 1989 was er in 1996 een zonnevlekkenminimum. De verwachting was dus gerechtvaardigd dat tot enig moment in 2000 het aantal zonnevlekken zou toenemen. Achteraf kon worden vastgesteld dat in 2000 de zon liefst twee keer piekte. Volgens de 11-jarige cyclus zitten we nu in een periode van afnemende zonne-activiteit. Toch was er in 2000, tot verrassing van sterrenkundigen, sprake van een sterk verhoogde zonne-activiteit. Vanaf 26 oktober 2000 waren op de zon twee uitzonderlijk grote zonnevlekken te zien. De grootste, nummer (10)486, was de bron van een drietal zeer krachtige erupties, die gepaard gingen met een enorme zonnevlammen en coronale massa-uitstotingen (Coronal Mass Ejections). De eerst twee erupties van 28 en 29 oktober 2003 waren recht op de aarde gericht en 'ontstaken' een spectaculair poollicht, ook in Nederland. De derde van 4 november jl. brak alle records. Omdat de zonnevlek zich inmiddels helemaal aan de rand van de zon bevond, bleef de aarde nu grotendeels buiten schot.  

 

Tussen 1645 en 1715 waren er vrijwel geen zonnevlekken. De reden daarvan is nog altijd niet helemaal duidelijk. Wat in elk geval opvalt is dat die periode, het Maunder-minimum, samenviel met de zogenaamde 'kleine ijstijd' in Europa, door verschillende Nederlandse landschapsschilders uit die tijd vereeuwigd.  Door de toenemende zonnevlekken de laatste tijd, kan er een verband getrokken worden met de temperatuur stijgingen de laatste tijd, maar dit is nog niet te bewijzen.